Verslag van Nouakchott (Mauritanie) naar Saint. Louis (Senegal)
Een dag gewoon niets doen, daar had ik nood aan na al dat zand vreten. Een goed gevulde winkel en een rustige auberge was al wat ik nodig had. Nouakchott is een typische hoofdstad: functioneel en zonder bezienswaardigheden. Het ongeduldige verkeer, de uitlaatgassen, de stank en groteske vuilheid typeren het straatbeeld. Afval wordt soms verzameld om dan ergens binnen de stad te vergaan/ verbrand te worden. Dode dieren worden er gedumpt wat de ganse straat in een weerzinwekkende geur doet baden.
Het liet me allemaal koud. Eindelijk waren er terug winkels waar ik kon kopen wat m'n hartje begeerde. Vers brood, patisserie, yoghurt, fruit,... Wat wil een fietser nog meer? Toeristen zie je er zelden. Niet onlogisch met al het negatieve nieuws in het op sensatie verzotte Westen.
Ondanks de desastreuze grensovergang had ik Mauritaniers een kans gegeven en die hadden ze met beide handen gegrepen. Ik begon echt van het volk te houden. Oprechte behulpzaamheid en interesse. Warme onthalen, luide aanmoedigingen. De stad bereiken had heel wat krachten gekost, maar wetende dat er elke avond, hoe onwaarschijnlijk ook, iemand zou zijn die me met open armen zou ontvangen en me verder zou helpen, gaf genoeg motivatie om woestijn na woestijn te doorkruisen.
De vissershaven bood dan weer een unieke blik op het vissersleven en een prospectie op Senegal (85 procent van de vissers zijn Senegalees). Ik liet de fiets bij de 'guardien' achter die ik niet mocht betalen. In een grootstad overheerst vaak een overlevingsdrang, een soort van individualsme. Verbaasd borg ik dan ook m'n portefueille terug op. Het gebeurt niet vaak dat mensen een kans op geldgewin laten schieten. Het "Ca me touche" was oprecht gemeend.
De stad was goed voor zijn bezoeker. Hier geen gidsen, verkopers, afzetters,... die je lastig vallen. Ik ontmoette Olivier die sinds vijf jaar voor de Amerikaanse ambassade werkte en kon verder bij hem overnachten. De stad was super veilig. 's Avonds in de onverlichte straten ronddwalen is geen probleem. De pot op met Westers nieuws.
Ik trok dan ook een dag extra uit om van de rust en de verdraagzaamheid gebruik te maken om de vissershaven een tweede bezoek te brengen en terug te fotograferen. In race modus asfalt vreten had dat terug gedrongen, maar het was tijd om terug echt te reizen. Ogen open, traag, en verwonderd van het ene tafereel naar het andere de sfeer opsnuiven. Aan dat laatste geen gebrek. Als de vissers terugkomen ziet het strand zwart van het volk. Al zingend worden de boten terug op het droge getrokken. Je komt er echt ogen te kort.
'No stress', zo verliet ik de stad. Slechts een 250-tal km tot Senegal. Spijtig, want ik had het volk reeds in m'n hart gesloten.
De weg versmalde en degradeerde doorheen zandheuvels. Auto's in panne met een kapot gereten band werd een bekend zicht.
"Tu es comme chez toi", vertelde het hoofd van de familie me toen ik een slaapplaats zocht. Het contrast met de hoofdstad was enorm. Rust. Frisse lucht. Ben er zeker van dat ze er een stuk langer leven. Het laatste avondmaal van de ramadan wordt wederom gebroken met dadels (precies 7 stuks) en melk om later vertroeteld te worden met een heerlijke kipbereiding met frieten.
Het einde van de ramadan betekende dat er opnieuw thee a volonte werd geserveerd. Verder was er geen groots festijn. Mensen eten opnieuw overdag en delen met de minder bedeelden.
Eenmaal onderweg moest ik al snel beschutting zoeken, want tegen de 46 graden met hete inlandige wind was ik niet opgewassen. Net alsof je in de heetste kamer van de hammam zit en iemand met een haardroger nog eens in je nek blaast.
's Avonds beland ik alleen in een gemeenschappelijke tent van het dorp, waar ik aan m'n lot wordt overgelaten. Het is veel beter om een familie te benaderen en voor even deel uit te maken van hun dagelijks leven.
's Morgens volgde er wel thee, wat telkens een gans ritueel is. Om ze aantrekkelijk te maken, wordt een glas van het ene in het andere gegoten, en dat oneindig lang.
De checkpoints doorheen de woestijn waren altijd zonder problemen verlopen. De verveelde officiers waren enkel erg geinteresseerd in het zonnepaneel en door hun poging om dat voor een peuleschil over te kopen, geraakte ik vaak niet snel weg. Het is eigenlijk echt een onding. Het is trouwens al kapot sinds het begin van de reis. Het ging dan ook de tas in, want het trekt teveel aandacht.
Twee grensovergangen naar Senegal: Rosso en Diama. Dat eerste wordt ook wel het toilet van West-Afrika genoemd en het werd dan ook Diama. De weg is voor 45 km niet geasfalteerd waardoor er daar geen drummende meute is zoals bij het binnenkomen van het land. De ambtenaren waren er geinteresseerd in de reis en gaven me zonder fooi alle benodigde stempels.
Aangezien de Senegalese ambassade in Nouakchott gesloten was, poogde ik het land zonder visum binnen te komen. De fiets moest ik aan de grens achter laten en met een dure taxi zocht ik de luchthaven van St. Louis op. Ondanks de feestdag kreeg ik daar snel het biometrische visa.
Eenmaal terug op de fiets viel het asfalt, de km palen, het elektriciteitsnet, grote infrastructuurwerken, kleuren en bevoorade winkels op.
Ik kon in het midden van een dorp m'n tent opzetten en had voor gans de nacht een bewaker naast de tent, wat uiteraard nogal vreemd was.
Niet veel verder kwam ik in de koloniale stad St. Louis aan waar ik van de voorzieningen genoot en een tocht rond het schiereiland maakte. Erg lang bleef ik er echter niet, want ik kreeg te horen dat Gary, de Britse fietser ook op weg naar Zuid-Afrika waarmee ik reeds sinds de Westerlijke Sahara in contact was, op camping "7 Palava" verbleef. De camping bleek een paradijsje te zijn naast de oceaan met heerlijk eten en bier! Verder was het fantastisch om eindelijk nog eens een mede-fietser te ontmoeten.
Reisplannen werden gesmeed. Allereerst naar Dakar om visa te regelen om dan via Gambia richting Mali en Burkina Faso te gaan.
Laatse foto's van Mauritanie vind je hier:
Een dag gewoon niets doen, daar had ik nood aan na al dat zand vreten. Een goed gevulde winkel en een rustige auberge was al wat ik nodig had. Nouakchott is een typische hoofdstad: functioneel en zonder bezienswaardigheden. Het ongeduldige verkeer, de uitlaatgassen, de stank en groteske vuilheid typeren het straatbeeld. Afval wordt soms verzameld om dan ergens binnen de stad te vergaan/ verbrand te worden. Dode dieren worden er gedumpt wat de ganse straat in een weerzinwekkende geur doet baden.
Het liet me allemaal koud. Eindelijk waren er terug winkels waar ik kon kopen wat m'n hartje begeerde. Vers brood, patisserie, yoghurt, fruit,... Wat wil een fietser nog meer? Toeristen zie je er zelden. Niet onlogisch met al het negatieve nieuws in het op sensatie verzotte Westen.
Ondanks de desastreuze grensovergang had ik Mauritaniers een kans gegeven en die hadden ze met beide handen gegrepen. Ik begon echt van het volk te houden. Oprechte behulpzaamheid en interesse. Warme onthalen, luide aanmoedigingen. De stad bereiken had heel wat krachten gekost, maar wetende dat er elke avond, hoe onwaarschijnlijk ook, iemand zou zijn die me met open armen zou ontvangen en me verder zou helpen, gaf genoeg motivatie om woestijn na woestijn te doorkruisen.
De vissershaven bood dan weer een unieke blik op het vissersleven en een prospectie op Senegal (85 procent van de vissers zijn Senegalees). Ik liet de fiets bij de 'guardien' achter die ik niet mocht betalen. In een grootstad overheerst vaak een overlevingsdrang, een soort van individualsme. Verbaasd borg ik dan ook m'n portefueille terug op. Het gebeurt niet vaak dat mensen een kans op geldgewin laten schieten. Het "Ca me touche" was oprecht gemeend.
De stad was goed voor zijn bezoeker. Hier geen gidsen, verkopers, afzetters,... die je lastig vallen. Ik ontmoette Olivier die sinds vijf jaar voor de Amerikaanse ambassade werkte en kon verder bij hem overnachten. De stad was super veilig. 's Avonds in de onverlichte straten ronddwalen is geen probleem. De pot op met Westers nieuws.
Ik trok dan ook een dag extra uit om van de rust en de verdraagzaamheid gebruik te maken om de vissershaven een tweede bezoek te brengen en terug te fotograferen. In race modus asfalt vreten had dat terug gedrongen, maar het was tijd om terug echt te reizen. Ogen open, traag, en verwonderd van het ene tafereel naar het andere de sfeer opsnuiven. Aan dat laatste geen gebrek. Als de vissers terugkomen ziet het strand zwart van het volk. Al zingend worden de boten terug op het droge getrokken. Je komt er echt ogen te kort.
'No stress', zo verliet ik de stad. Slechts een 250-tal km tot Senegal. Spijtig, want ik had het volk reeds in m'n hart gesloten.
De weg versmalde en degradeerde doorheen zandheuvels. Auto's in panne met een kapot gereten band werd een bekend zicht.
"Tu es comme chez toi", vertelde het hoofd van de familie me toen ik een slaapplaats zocht. Het contrast met de hoofdstad was enorm. Rust. Frisse lucht. Ben er zeker van dat ze er een stuk langer leven. Het laatste avondmaal van de ramadan wordt wederom gebroken met dadels (precies 7 stuks) en melk om later vertroeteld te worden met een heerlijke kipbereiding met frieten.
Het einde van de ramadan betekende dat er opnieuw thee a volonte werd geserveerd. Verder was er geen groots festijn. Mensen eten opnieuw overdag en delen met de minder bedeelden.
Eenmaal onderweg moest ik al snel beschutting zoeken, want tegen de 46 graden met hete inlandige wind was ik niet opgewassen. Net alsof je in de heetste kamer van de hammam zit en iemand met een haardroger nog eens in je nek blaast.
's Avonds beland ik alleen in een gemeenschappelijke tent van het dorp, waar ik aan m'n lot wordt overgelaten. Het is veel beter om een familie te benaderen en voor even deel uit te maken van hun dagelijks leven.
's Morgens volgde er wel thee, wat telkens een gans ritueel is. Om ze aantrekkelijk te maken, wordt een glas van het ene in het andere gegoten, en dat oneindig lang.
De checkpoints doorheen de woestijn waren altijd zonder problemen verlopen. De verveelde officiers waren enkel erg geinteresseerd in het zonnepaneel en door hun poging om dat voor een peuleschil over te kopen, geraakte ik vaak niet snel weg. Het is eigenlijk echt een onding. Het is trouwens al kapot sinds het begin van de reis. Het ging dan ook de tas in, want het trekt teveel aandacht.
Twee grensovergangen naar Senegal: Rosso en Diama. Dat eerste wordt ook wel het toilet van West-Afrika genoemd en het werd dan ook Diama. De weg is voor 45 km niet geasfalteerd waardoor er daar geen drummende meute is zoals bij het binnenkomen van het land. De ambtenaren waren er geinteresseerd in de reis en gaven me zonder fooi alle benodigde stempels.
Aangezien de Senegalese ambassade in Nouakchott gesloten was, poogde ik het land zonder visum binnen te komen. De fiets moest ik aan de grens achter laten en met een dure taxi zocht ik de luchthaven van St. Louis op. Ondanks de feestdag kreeg ik daar snel het biometrische visa.
Eenmaal terug op de fiets viel het asfalt, de km palen, het elektriciteitsnet, grote infrastructuurwerken, kleuren en bevoorade winkels op.
Ik kon in het midden van een dorp m'n tent opzetten en had voor gans de nacht een bewaker naast de tent, wat uiteraard nogal vreemd was.
Niet veel verder kwam ik in de koloniale stad St. Louis aan waar ik van de voorzieningen genoot en een tocht rond het schiereiland maakte. Erg lang bleef ik er echter niet, want ik kreeg te horen dat Gary, de Britse fietser ook op weg naar Zuid-Afrika waarmee ik reeds sinds de Westerlijke Sahara in contact was, op camping "7 Palava" verbleef. De camping bleek een paradijsje te zijn naast de oceaan met heerlijk eten en bier! Verder was het fantastisch om eindelijk nog eens een mede-fietser te ontmoeten.
Reisplannen werden gesmeed. Allereerst naar Dakar om visa te regelen om dan via Gambia richting Mali en Burkina Faso te gaan.
Laatse foto's van Mauritanie vind je hier: