Verslag van Bamako (Mali) naar Ouagadougou (Burkina Faso).
Met enige vertraging poog ik nog een verslag te schrijven van de Malinese hoofdstad, langs het mythische land van de Dogon richting Ouaga.
Bamako is op zich niet echt een stad waar je een paar dagen aangename rust zou denken te nemen. Twee dagen werden er echter uiteindelijk vijf. Gary verbleef in een auberge, ik vond een kamer bij een familie voor slechts een paar euro. Een muskietennet en een ventilator en ik ben tevreden.
In de auberge vielen erg interessante mensen te ontmoetten. Zo waren er de mannen die instonden voor het ontmantelen van mijnen en bommen die in het noorden van het land gevonden worden. Grootste gevaren zijn kinderen die ze tussen het zand vinden en meenemen naar huis met alle gevolgen van dien. Daarnaast zijn er de rebellen die ze gebruiken om nieuwe bommen mee te maken. Het tuig van allerlei makelij. Vooral Koude Oorlog spul dat na de ridicule bewaping verkocht werd aan om het even wie. Het bewijst dat Mali nog steeds met serieuze problemen kampt. Als het Franse leger hier niet was, was het land al lang in een catastrophe terecht gekomen.
Iets minder serieus dan. Met een bendeke van de auberge gingen we uit. Oorsponkelijk dachten Gary en ik de volgende dag te vertrekken, maar dat zou al snel onrealistisch blijken. In een zogezegd extremistisch land leek het me een must om het nachtleven au fond te zien en we gingen dan ook van de ene nachtclub naar de andere. Super sympathiek vond ik het dat ze het omtoverden in mijn laat 21ste verjaardagsfeestje. Iemand had te horen gekregen dat de originele variant ietwat in mineur aan de grens Marokko - Mauritanië gevierd werd. Alleszins een nacht om niet te vergeten.
De weg na Bamako was minder vernoemenswaardig. Eerder eentonig, kaalgekapt voor de hoofdstad en heet. We probeerden dan ook wat meer afstand te overbruggen tussen scholen door. Dat bleken immers perfecte schuilplaatsen voor de nachtelijke regenbui.
Eenmaal in Segou aangekomen, banen we ons voorzichtig een weg doorheen de drukke markt. Na de saaiere weg heerlijk om wat bedrijvigheid te zien. We blijven er dan ook een nacht.
De weg versmalt en degradeert. We moeten vaak de berm opzoeken om haastige, domme chauffeurs te laten passeren. 's Avonds zet ik in een dorpje m'n tentje op. Gary is bang dat als het regent zijn tent in de modder zal komen staan en rijdt door.
Om de twee weken slachten ze er een schaap dat dan onder 11 families verdeelt wordt (zie foto). Een menigte vergaard rond de tent en spendeert er z'n avond. De enige die Frans spreekt vertelt me dat hij op 16-jarige leeftijd wegens onvoldoende financiële middelen zijn secondaire school heeft moeten stop zetten. Na drie jaar in Ivoorkust gewerkt te hebben, kon hij zijn studie verder zetten. Dat kan je je bij ons toch niet voorstellen?
's Ochtends vroeg weg om Gary in te halen. We staan in de brousse dichtbij een familie als het 's nachts hard begint te waaien. Regen op komst!!! De grond was te hard om piketten in te krijgen en het kwetsbare binnententje wordt snel bijeen gepakt en naar hun schuur verplaatst. Halfnat kruip ik er terug in.
Op de eerste splitsing richting Burkina verkies ik om nog een stukje noordelijk te rijden richting Djenné en het land van Dogon. Gary gaat rechtstreeks richting Ouaga waar ik hem opnieuw zou treffen.
De regen liet nu al een paar dagen op zich wachten en het werd stikkend heet. Heerlijk vond ik het om terug meer te stoppen om met mensen te praten. Zo belandde ik bij een smid en zijn familie. Hij liet me naast zijn nieuwe woonst de tent opzetten. Eenmaal dat gebeurd was, kwamen zijn zonen op 5m ervan een stereo installeren. Hij zei nog: "Et maintenant tu peux écouter de la musique." Het was reeds 22u 's avonds en ik kon m'n oren dan ook niet geloven. Ik gaf hen subtiel mee dat ik gewoon wou slapen, maar toch werd het een nacht met veel te luide, krakende muziek. Zonder veel slaap dan ook uiteraard.
Het was vrijdag en dus gingen we naar de moskee. Daar was elk hoofd van een familie aan het bidden om eindelijk terug wat regen te hebben. Ik kon zien hoe bezoekers rijst meebrachten. Sommigen veel, anderen bijna niets. Maar de 'concierge' verdeelde alles gelijk en zo werden ook de minderbedeelden geholpen.
Djenné dan. Z'n moskee is wereldberoemd en bekend als het grootste gebouw gemaakt uit aarde. Elk jaar voor het begin van het regenseizoen verzamelen 4000 vrijwiligers om het een nieuw laagje modder te geven. Het ontstaan van de stad is te danken aan handelaars die uit het huidige Marokko met kamelen tot Timboektoe trokken. Van daaruit konden ze Djenné bereiken langs de rivier waardoor het toen de tweede grootste stad van Mali werd.
De crisis in de toeristische sector wordt duidelijk. Souvenirverkopers beginnen bijna te wenen. Ik koop nooit iets, maar aan hen kan ook ik niet weerstaan. Vroeger kwamen hier ganse bussen per dag toe. Nu nog slechts enkelingen. Ik zet de tent op het dak van een totaal gedegradeerd hotel/ restaurant. In het gastenboek zie ik dat er in het laatste halfjaar slechts een tiental anderen verbleven. Geen wonder dan ook dat iedereen me iets probeert te verkopen of dubbele prijzen aanrekent.
Als ik op de hoek van de straat wat te eten bestel, komen wel 20 straatkinderen rond me staan. Ik zie hoe één van hen door een ander jongetje op de grond wordt geduwd, geschopt en bedreigd wordt met een met steen geladen katapult. Ik jaag het rotjong weg en bestel nog extra bonen om aan het gepeste jongetje te geven. Hij opent snel zijn emmertje als ik hem benader, maar de andere straatkinderen willen ook een boontje meepikken. Een mevrouw roept nog "doucement!", maar iedereen grabbelt snel wat bonen uit het bord wat uiteindelijk op de grond wordt geslagen.
Ik leer dat ik niet iedereen kan helpen en als er teveel kinderen zijn, ik wel onverschillig moet zijn. In kleine dorpjes bv. waar een tweetal kindjes geduldig wachten om misschien wat te eten te krijgen, bestel ik nog wat meer of deel ik het mijne. Alleszins dieptriest hoe straatkinderen al geen dak boven hun hoofd hebben en dan nog door zowel volwassenen als kinderen gepest en gedenigreerd worden.
's Avonds neemt een jonge gast me mee naar een bar waar ik uiteindelijk voor zijn pintjes mag betalen. Hij verzekerd me dat het niet zal regenen, maar niet veel later begint het te gieten. Mijn tent! Die staat zonder buitenzeil opgesteld met alles erin. Eenmaal terug tref ik natte electronica, kleren vermengd met stukken brood en een met modder besmeurde tent aan. Het is één uur 's nachts vooraleer ik alles uitgewassen heb en me in een kamer installeer. Kan ik dan echt geen normale nachten meer hebben?
Op de terugweg naar de hoofdweg (Djenné bereiken gaat via 30 km asfalt en een overzetje) passeer ik de smid-familie terug. De vader toont me zijn talent en geeft me een souvenirtje mee. Een normale nacht op het oog, kampeer ik tussen het maïs. Naast de honderden muggen die altijd aanwezig zijn tussen gewassen en gras eindelijk nog eens een goede nachtrust.
Vanaf dat ik de hoofdweg richting noorden van het land verlaat, verschijnt er een zachte piste met moeilijke, technische passages over zowel rotsformaties als door zandstroken. Het worden de heerlijkste km's van Mali. 50 stuks verder sta ik terug op een hoofdweg, maar die zou tot de eerste stad in Burkina (200 km verder) nog onverhard zijn.
Niet gedacht dat ik er daadwerkelijk nog iets van te zien zou krijgen, maar een aantal Dogon dorpjes lagen slechts op een 15-tal km van de hoofdweg. Met zicht op de Falaise (klif) kampeer ik bij een Peul familie. Zij leiden een nomadische levenstijl. Tijdens het regenseizoen trekken ze met hun vee naar de grasvlakten om daarna naar het dorp terug te keren. Hun leefomstandigheden zijn op z'n minst spartaans te noemen met zelfs geen hutten die tegen harde regen bestand zijn. Daarnaast enkel een ezel voor het transport. Eén van de jonge vrouwen ging 's ochtends te voet iets gaan halen in de winkel op 7 km afstand.
Voor het bezoek aan het Dogon dorpje zoek ik een lokale gids op. Hier dezelfde toeristische crisis, maar het dorpsleven gaat verder. Zonder inkomsten is het ook onmogelijk en de historische gebouwen zijn wederom in degradatie. Toch krijg ik nog een duidelijk beeld van hoe het animistische Dogon volk leefde. Het meest opmerkelijke is misschien wel hun verband met slangen. Al kronkelend rond het lichaam namen zij de hygiëne van de inwoners voor hun rekening. Daarnaast zie je op bijna onmogelijk te bereiken plaatsen piepkleine huisjes waar de Tellem pygmeeën leefden. Een hallucinante, sprookjesachtige omgeving.
Van al die piste kan ik nog amper in het zadel zitten, maar met m'n zus op komst vind ik toch de motivatie om het meeste uit de dagen te halen. Voor de laatste nacht in Mali belandt ik opnieuw bij de school, waar ik met de leerkracht alle herinneringen aan Mali bovenhaal.
De grensovergang verloopt vlekkeloos. Aan Malinese kant moet ik nog een compres en ontsmettingsmiddel tevoorschijn halen om een insecktenbeet van één van de officieren te verzorgen. Ik vroeg hen dan ook wat ze zouden doen als er een ongeval langs de weg gebeurt. Met zelfs geen EHBO-kit voorhanden en het dichtsbijzijnde ziekenhuis op 40 km piste. Ah ja, we zullen eens wat materiaal vragen..." Ongeloofelijk, maar ja, t'is Afrika!
Bij de eerste nacht in Burkina ontmoet ik ook meteen één van de raarste kerels van heel de reis. Een Amerikaanse Peace Corps vrijwilligster verblijft er ook. Ze is aardrijkskunde en geschiedenis leerkracht en is hier voor twee jaar gestationeerd om les te geven. Met vragen als: "Bamako ligt toch in Senegal hé?" en "Waar ligt België ergens in Europa?", doet ze m'n mond openvallen.
De tentstokken breken voor de 7e maal en ik werk de laatste 170 km tot Ouaga dan ook in één dag af. De stad binnenkomen doe ik in de slipstream van een camion net voordat de nacht valt. Ouagadougou zou een fietsstad moeten zijn, maar koning scooter heeft ook hier duidelijk overgenomen. Geconcentreerd baan ik me een weg tot de zone du bois. Daar komen Giel (warmshowers host) en Gary me tegemoet.
Volgende dag naar de Ghaneese ambassade waar een leugentje om bestwil omtrent verplichte hotelreservatie werd doorzien en ik schaamrood een uitleg mocht ophoesten. Toch werd ik niet afgewezen en de volgende dag kon ik er reeds om. 's Avonds gingen we uit, maar buikkrampen deden me er niet van genieten.
En dan een groots moment van de reis: zus Anne oppikken aan de luchthaven. Ongeloofelijk, maar waar. Niet wetend wat te zeggen rijden we terug om niet veel later haar fiets in elkaar te steken. 's Avonds meteen een vuurdoop in het stadsverkeer om John (in Bamako ontmoet, per moto op weg naar Kaapstad en verder) op te zoeken.
Verder Gary's fiets inpakken voor zijn vlucht naar Kenia en alle fietsonderdelen die Anne meebracht op de mijne monteren. Met een nieuwe ketting, cassette, middelste tandwiel, kabels, remblokken, spatborden en dubbel stuurlint een zo goed als nieuwe bolide. Meeste onderdelen preventief vervangen, volgende beschikbaarheid in Zuid-Afrika.
De buikkrampen namen af, maar maagzuur wees erop dat er toch een bacterie keet aan het schopppen was in de maag. De pillen namen toe en de rustdagen in Ouaga ook. ''M'n rug doet pijn van in de zetel te zitten'', zei Anne. En inderdaad, erg veel viel er op het eerste gezicht in Ouaga niet te doen. We hoopten dan ook beiden snel de tocht aan te vatten richting Bobo Dioulasso. Onze hosts, Giel en Wies, waren echter schatten van mensen en hun huis een oase van rust.
Anne zocht het zwembad op van een hotel en ook een manège, we maakten een fietstochtje door het stadsbos (inclusief rivieroversteek!) en ik liet het kapotte toetsenbord van de laptop vervangen door een azerty. Vaarwel Thaise krullen (laptop in vorige wereldreis in Thailand gekocht). Eindelijk dus terug trema's te lezen in de blogberichten! Verder zocht ik Albrecht (Duitser, per jeep een rondje Afika) op. Hem ontmoette ik eerst in oost-Senegal, dan opnieuw na Bamako en finaal dus Ouaga. Heerlijk hoe je dezelfde mensen op verschillende plaatsen onverwachts tegenkomt. Met de bende zochten we dan ook het Institut Francais op waar we van een stukje live-muziek genoten. Heerlijke sfeer. Bijna niemand nam gebruik van hun stoel en al swingend werd de nacht ingezet.
Na een week diarree zocht ik een apotheker op om een malariatest te nemen, maar tijdens het rondfietsen voelde ik me zo goed dat dat me onnodig leek. Volgende dag op pad!
Het verslag van Ouagadougou naar Dioulasso vind je hier reeds terug:
http://cyclographer.weebly.com/blog/tour-du-faso
Foto's:
https://picasaweb.google.com/115597905185250279296/Mali2?authuser=0&feat=directlink
Met enige vertraging poog ik nog een verslag te schrijven van de Malinese hoofdstad, langs het mythische land van de Dogon richting Ouaga.
Bamako is op zich niet echt een stad waar je een paar dagen aangename rust zou denken te nemen. Twee dagen werden er echter uiteindelijk vijf. Gary verbleef in een auberge, ik vond een kamer bij een familie voor slechts een paar euro. Een muskietennet en een ventilator en ik ben tevreden.
In de auberge vielen erg interessante mensen te ontmoetten. Zo waren er de mannen die instonden voor het ontmantelen van mijnen en bommen die in het noorden van het land gevonden worden. Grootste gevaren zijn kinderen die ze tussen het zand vinden en meenemen naar huis met alle gevolgen van dien. Daarnaast zijn er de rebellen die ze gebruiken om nieuwe bommen mee te maken. Het tuig van allerlei makelij. Vooral Koude Oorlog spul dat na de ridicule bewaping verkocht werd aan om het even wie. Het bewijst dat Mali nog steeds met serieuze problemen kampt. Als het Franse leger hier niet was, was het land al lang in een catastrophe terecht gekomen.
Iets minder serieus dan. Met een bendeke van de auberge gingen we uit. Oorsponkelijk dachten Gary en ik de volgende dag te vertrekken, maar dat zou al snel onrealistisch blijken. In een zogezegd extremistisch land leek het me een must om het nachtleven au fond te zien en we gingen dan ook van de ene nachtclub naar de andere. Super sympathiek vond ik het dat ze het omtoverden in mijn laat 21ste verjaardagsfeestje. Iemand had te horen gekregen dat de originele variant ietwat in mineur aan de grens Marokko - Mauritanië gevierd werd. Alleszins een nacht om niet te vergeten.
De weg na Bamako was minder vernoemenswaardig. Eerder eentonig, kaalgekapt voor de hoofdstad en heet. We probeerden dan ook wat meer afstand te overbruggen tussen scholen door. Dat bleken immers perfecte schuilplaatsen voor de nachtelijke regenbui.
Eenmaal in Segou aangekomen, banen we ons voorzichtig een weg doorheen de drukke markt. Na de saaiere weg heerlijk om wat bedrijvigheid te zien. We blijven er dan ook een nacht.
De weg versmalt en degradeert. We moeten vaak de berm opzoeken om haastige, domme chauffeurs te laten passeren. 's Avonds zet ik in een dorpje m'n tentje op. Gary is bang dat als het regent zijn tent in de modder zal komen staan en rijdt door.
Om de twee weken slachten ze er een schaap dat dan onder 11 families verdeelt wordt (zie foto). Een menigte vergaard rond de tent en spendeert er z'n avond. De enige die Frans spreekt vertelt me dat hij op 16-jarige leeftijd wegens onvoldoende financiële middelen zijn secondaire school heeft moeten stop zetten. Na drie jaar in Ivoorkust gewerkt te hebben, kon hij zijn studie verder zetten. Dat kan je je bij ons toch niet voorstellen?
's Ochtends vroeg weg om Gary in te halen. We staan in de brousse dichtbij een familie als het 's nachts hard begint te waaien. Regen op komst!!! De grond was te hard om piketten in te krijgen en het kwetsbare binnententje wordt snel bijeen gepakt en naar hun schuur verplaatst. Halfnat kruip ik er terug in.
Op de eerste splitsing richting Burkina verkies ik om nog een stukje noordelijk te rijden richting Djenné en het land van Dogon. Gary gaat rechtstreeks richting Ouaga waar ik hem opnieuw zou treffen.
De regen liet nu al een paar dagen op zich wachten en het werd stikkend heet. Heerlijk vond ik het om terug meer te stoppen om met mensen te praten. Zo belandde ik bij een smid en zijn familie. Hij liet me naast zijn nieuwe woonst de tent opzetten. Eenmaal dat gebeurd was, kwamen zijn zonen op 5m ervan een stereo installeren. Hij zei nog: "Et maintenant tu peux écouter de la musique." Het was reeds 22u 's avonds en ik kon m'n oren dan ook niet geloven. Ik gaf hen subtiel mee dat ik gewoon wou slapen, maar toch werd het een nacht met veel te luide, krakende muziek. Zonder veel slaap dan ook uiteraard.
Het was vrijdag en dus gingen we naar de moskee. Daar was elk hoofd van een familie aan het bidden om eindelijk terug wat regen te hebben. Ik kon zien hoe bezoekers rijst meebrachten. Sommigen veel, anderen bijna niets. Maar de 'concierge' verdeelde alles gelijk en zo werden ook de minderbedeelden geholpen.
Djenné dan. Z'n moskee is wereldberoemd en bekend als het grootste gebouw gemaakt uit aarde. Elk jaar voor het begin van het regenseizoen verzamelen 4000 vrijwiligers om het een nieuw laagje modder te geven. Het ontstaan van de stad is te danken aan handelaars die uit het huidige Marokko met kamelen tot Timboektoe trokken. Van daaruit konden ze Djenné bereiken langs de rivier waardoor het toen de tweede grootste stad van Mali werd.
De crisis in de toeristische sector wordt duidelijk. Souvenirverkopers beginnen bijna te wenen. Ik koop nooit iets, maar aan hen kan ook ik niet weerstaan. Vroeger kwamen hier ganse bussen per dag toe. Nu nog slechts enkelingen. Ik zet de tent op het dak van een totaal gedegradeerd hotel/ restaurant. In het gastenboek zie ik dat er in het laatste halfjaar slechts een tiental anderen verbleven. Geen wonder dan ook dat iedereen me iets probeert te verkopen of dubbele prijzen aanrekent.
Als ik op de hoek van de straat wat te eten bestel, komen wel 20 straatkinderen rond me staan. Ik zie hoe één van hen door een ander jongetje op de grond wordt geduwd, geschopt en bedreigd wordt met een met steen geladen katapult. Ik jaag het rotjong weg en bestel nog extra bonen om aan het gepeste jongetje te geven. Hij opent snel zijn emmertje als ik hem benader, maar de andere straatkinderen willen ook een boontje meepikken. Een mevrouw roept nog "doucement!", maar iedereen grabbelt snel wat bonen uit het bord wat uiteindelijk op de grond wordt geslagen.
Ik leer dat ik niet iedereen kan helpen en als er teveel kinderen zijn, ik wel onverschillig moet zijn. In kleine dorpjes bv. waar een tweetal kindjes geduldig wachten om misschien wat te eten te krijgen, bestel ik nog wat meer of deel ik het mijne. Alleszins dieptriest hoe straatkinderen al geen dak boven hun hoofd hebben en dan nog door zowel volwassenen als kinderen gepest en gedenigreerd worden.
's Avonds neemt een jonge gast me mee naar een bar waar ik uiteindelijk voor zijn pintjes mag betalen. Hij verzekerd me dat het niet zal regenen, maar niet veel later begint het te gieten. Mijn tent! Die staat zonder buitenzeil opgesteld met alles erin. Eenmaal terug tref ik natte electronica, kleren vermengd met stukken brood en een met modder besmeurde tent aan. Het is één uur 's nachts vooraleer ik alles uitgewassen heb en me in een kamer installeer. Kan ik dan echt geen normale nachten meer hebben?
Op de terugweg naar de hoofdweg (Djenné bereiken gaat via 30 km asfalt en een overzetje) passeer ik de smid-familie terug. De vader toont me zijn talent en geeft me een souvenirtje mee. Een normale nacht op het oog, kampeer ik tussen het maïs. Naast de honderden muggen die altijd aanwezig zijn tussen gewassen en gras eindelijk nog eens een goede nachtrust.
Vanaf dat ik de hoofdweg richting noorden van het land verlaat, verschijnt er een zachte piste met moeilijke, technische passages over zowel rotsformaties als door zandstroken. Het worden de heerlijkste km's van Mali. 50 stuks verder sta ik terug op een hoofdweg, maar die zou tot de eerste stad in Burkina (200 km verder) nog onverhard zijn.
Niet gedacht dat ik er daadwerkelijk nog iets van te zien zou krijgen, maar een aantal Dogon dorpjes lagen slechts op een 15-tal km van de hoofdweg. Met zicht op de Falaise (klif) kampeer ik bij een Peul familie. Zij leiden een nomadische levenstijl. Tijdens het regenseizoen trekken ze met hun vee naar de grasvlakten om daarna naar het dorp terug te keren. Hun leefomstandigheden zijn op z'n minst spartaans te noemen met zelfs geen hutten die tegen harde regen bestand zijn. Daarnaast enkel een ezel voor het transport. Eén van de jonge vrouwen ging 's ochtends te voet iets gaan halen in de winkel op 7 km afstand.
Voor het bezoek aan het Dogon dorpje zoek ik een lokale gids op. Hier dezelfde toeristische crisis, maar het dorpsleven gaat verder. Zonder inkomsten is het ook onmogelijk en de historische gebouwen zijn wederom in degradatie. Toch krijg ik nog een duidelijk beeld van hoe het animistische Dogon volk leefde. Het meest opmerkelijke is misschien wel hun verband met slangen. Al kronkelend rond het lichaam namen zij de hygiëne van de inwoners voor hun rekening. Daarnaast zie je op bijna onmogelijk te bereiken plaatsen piepkleine huisjes waar de Tellem pygmeeën leefden. Een hallucinante, sprookjesachtige omgeving.
Van al die piste kan ik nog amper in het zadel zitten, maar met m'n zus op komst vind ik toch de motivatie om het meeste uit de dagen te halen. Voor de laatste nacht in Mali belandt ik opnieuw bij de school, waar ik met de leerkracht alle herinneringen aan Mali bovenhaal.
De grensovergang verloopt vlekkeloos. Aan Malinese kant moet ik nog een compres en ontsmettingsmiddel tevoorschijn halen om een insecktenbeet van één van de officieren te verzorgen. Ik vroeg hen dan ook wat ze zouden doen als er een ongeval langs de weg gebeurt. Met zelfs geen EHBO-kit voorhanden en het dichtsbijzijnde ziekenhuis op 40 km piste. Ah ja, we zullen eens wat materiaal vragen..." Ongeloofelijk, maar ja, t'is Afrika!
Bij de eerste nacht in Burkina ontmoet ik ook meteen één van de raarste kerels van heel de reis. Een Amerikaanse Peace Corps vrijwilligster verblijft er ook. Ze is aardrijkskunde en geschiedenis leerkracht en is hier voor twee jaar gestationeerd om les te geven. Met vragen als: "Bamako ligt toch in Senegal hé?" en "Waar ligt België ergens in Europa?", doet ze m'n mond openvallen.
De tentstokken breken voor de 7e maal en ik werk de laatste 170 km tot Ouaga dan ook in één dag af. De stad binnenkomen doe ik in de slipstream van een camion net voordat de nacht valt. Ouagadougou zou een fietsstad moeten zijn, maar koning scooter heeft ook hier duidelijk overgenomen. Geconcentreerd baan ik me een weg tot de zone du bois. Daar komen Giel (warmshowers host) en Gary me tegemoet.
Volgende dag naar de Ghaneese ambassade waar een leugentje om bestwil omtrent verplichte hotelreservatie werd doorzien en ik schaamrood een uitleg mocht ophoesten. Toch werd ik niet afgewezen en de volgende dag kon ik er reeds om. 's Avonds gingen we uit, maar buikkrampen deden me er niet van genieten.
En dan een groots moment van de reis: zus Anne oppikken aan de luchthaven. Ongeloofelijk, maar waar. Niet wetend wat te zeggen rijden we terug om niet veel later haar fiets in elkaar te steken. 's Avonds meteen een vuurdoop in het stadsverkeer om John (in Bamako ontmoet, per moto op weg naar Kaapstad en verder) op te zoeken.
Verder Gary's fiets inpakken voor zijn vlucht naar Kenia en alle fietsonderdelen die Anne meebracht op de mijne monteren. Met een nieuwe ketting, cassette, middelste tandwiel, kabels, remblokken, spatborden en dubbel stuurlint een zo goed als nieuwe bolide. Meeste onderdelen preventief vervangen, volgende beschikbaarheid in Zuid-Afrika.
De buikkrampen namen af, maar maagzuur wees erop dat er toch een bacterie keet aan het schopppen was in de maag. De pillen namen toe en de rustdagen in Ouaga ook. ''M'n rug doet pijn van in de zetel te zitten'', zei Anne. En inderdaad, erg veel viel er op het eerste gezicht in Ouaga niet te doen. We hoopten dan ook beiden snel de tocht aan te vatten richting Bobo Dioulasso. Onze hosts, Giel en Wies, waren echter schatten van mensen en hun huis een oase van rust.
Anne zocht het zwembad op van een hotel en ook een manège, we maakten een fietstochtje door het stadsbos (inclusief rivieroversteek!) en ik liet het kapotte toetsenbord van de laptop vervangen door een azerty. Vaarwel Thaise krullen (laptop in vorige wereldreis in Thailand gekocht). Eindelijk dus terug trema's te lezen in de blogberichten! Verder zocht ik Albrecht (Duitser, per jeep een rondje Afika) op. Hem ontmoette ik eerst in oost-Senegal, dan opnieuw na Bamako en finaal dus Ouaga. Heerlijk hoe je dezelfde mensen op verschillende plaatsen onverwachts tegenkomt. Met de bende zochten we dan ook het Institut Francais op waar we van een stukje live-muziek genoten. Heerlijke sfeer. Bijna niemand nam gebruik van hun stoel en al swingend werd de nacht ingezet.
Na een week diarree zocht ik een apotheker op om een malariatest te nemen, maar tijdens het rondfietsen voelde ik me zo goed dat dat me onnodig leek. Volgende dag op pad!
Het verslag van Ouagadougou naar Dioulasso vind je hier reeds terug:
http://cyclographer.weebly.com/blog/tour-du-faso
Foto's:
https://picasaweb.google.com/115597905185250279296/Mali2?authuser=0&feat=directlink