Verslag van Gambia naar Tambacounda (oost-Senegal)
Op z'n Afrikaans. Daar maakten we stilaan kennis mee. Gary had Gambia speciaal aangedaan om het project Jole Rider te bezoeken. Zij verzamelen in het Verenigd Koninkrijk tweedehands fietsen die dan hier worden uitgedeeld in scholen. De man die het project hier leidt, nam ons echter mee naar een natuurreservaat waarna we geen tijd meer hadden om de werkplaats te bezoeken waar de fietsen onderhouden worden. Het lijkt een banaal voorbeeld, maar dit gebrek aan planning en inzicht is een vaste waarde hier. Als je iets gedaan wilt krijgen of iets wilt bezoeken, neem je beter het voortouw.
De werkplaats zelf was echter indrukwekkend. Overduidelijk dat het de beste werkplaats was in gans Gambia. Voor de reizigers: laat die kettingzweep, kettingpons, hollowtech 2 en ander braquet gereedschap maar thuis.
We begonnen echt van Gambia te houden. Erg groen, prachtige en gastvrije mensen, perfecte weg, voldoende winkels en amper verkeer. Zeker na de hoofdwegen in Senegal is dat laatste een revelatie.
De grote aanwezigheid van projecten viel op. Om de 100m zie je in dorpen een bord van een of ander initiatief. Zelfs de weg is gesponsord door bv. Saudi Arabie. Het houdt eigenlijk geen steek. De president is reeds 20 jaar aan de macht, heeft zich ondertussen in elke vorm van de handel gemanifesteerd en is bijgevolg stinkend rijk. Een president hoort helemaal geen zaken te doen. Hij bezit bv. enorm veel rijstvelden die onder druk zijn afgestaan. Studiebeurzen voor studenten waarvan de vader bv. overleden is, worden plots gestopt, waardoor de studie niet kan afgemaakt worden. Straatarm kan het land niet zijn, maar de overheid lijkt zich niets aan te trekken van de levenssituatie van hun bevolking en laat buitenlandse organisaties alles opknappen.
Saudi heeft in bijna elk dorp meerdere waterpompen geplaatst. Recent hebben de Nederlanders in een groot gebied meerdere kranen geinstaleerd. Alsof landen elkaar bevechten en om ter beste hulp willen aanbieden. Allemaal goed en wel, maar trop is trop, niet?
Het dorpshoofd laat ons kamperen naast het ziekenhuis. Veel buitenlanders zien ze hier blijkbaar niet. Voor de kinderen zijn we een waar spektakel. Verlegen zijn ze echter niet. Kinderen zijn verzot op toubabs en komen uit het niets je hand vast houden om met je mee te wandelen. Bij het straatrestaurantje 'vechten' ze het onder elkaar uit wie me mag vasthouden. 's Nachts komt het met bakken uit de hemel vallen, blijkt het dak te lekken en worden de tenten alsnog nat.
In Soma geraak ik nog in een serieuze discussie verzeild met een winkelier die ervan uitgaat dat wij blanken toch bakken geld hebben. Misschien de discussie niet waard, maar het is een goede training en in Afrika mag je niet met je laten sollen. Er komen vast nog serieuzere situaties aan, dus lijkt het me goed ze nu ook niet te ontlopen.
Na Soma steken we de rivier over richting Farafenni. Er zijn drie boten, maar toch kunnen ze niet verhelpen dat sommige vrachtwagenchauffeurs er twee weken moeten wachten. Ongeloofelijk eigenlijk.
We zetten onze weg met de noordelijke variant langs de rivier verder. Hier nog minder verkeer. Maar even gastvrije mensen. We kunnen in een hut blijven slapen. Het is echter al laat en donker en we krijgen zo niets te zien van het dorpje. Het gevoel van niet het maximale uit de reis/ontmoeting te halen, knaagt zelfs aan de motivatie. Interactie met de plaatselijke bevolking is voor mij de essentie van de reis en als dat wat wegvalt, zie ik het nut niet in van de tocht.
Ik merk dat ik mentaal uitgeput begin te geraken. Mensen komen constant op je af met telkens dezelfde vragen. Vanwaar ben je? Naar waar ga je? Per fiets!? Das niet mogelijk! Je moet wel sterk zijn? Hoeveel kost je fiets? Is hij (Gary) je vader? Hoe heet je? Getrouwd? Wat doe je in Belgie? ... Kinderen komen dolenthousiast af op de toubabs (blanke mannen). Allemaal goed en wel, maar je moet er goed uitgerust voor zijn. We stoppen alvast niet meer spontaan voor de politie-checkpoints. Als ze hun luie reet niet opheffen, rijden we door. Anders verzeil je toch weer in een saai gesprek om hun verveelde dag wat op te smukken.
Een aantal ochtenden vraag ik me af waar ik in godsnaam mee bezig ben. Ik wil gewoon verder slapen, uitrusten. Een nachtje wildkamperen en uitslapen zou me er weer helemaal bovenop helpen.
We bezoeken de Gambiaanse variant van Stonehenge en verblijven bij een familie in Wussa. Van daaruit trekken we de rivier op om nijlpaarden en chimpansees te spotten. De trip kost een fortuin (20 euro elk).
Een stuk van de camera breekt nog onverklaarbaar af. Kan de modus niet meer kiezen. Camera staat nu vast in 'Aperture Priority' ipv in Manueel. Geen ramp, maar niet echt handig. Misschien kan ik het in Bamako of Ouagadougou fiksen.
Via de koloniale stad Georgetown (waar niets van overblijft) bereiken we wederom de zuidelijke weg en na opnieuw een bewolkte dag kamperen we net voor de grens met Senegal. Het regenseizoen heeft ons tot nog toe geen parten gespeeld. Ik vind het zelfs erg aangenaam. Meestal is het bewolkt en telkens als het hard regent, vinden we beschutting. Over de middag halen we vaak de tent uit om ze te drogen.
Water nemen is verder altijd leuk. Je komt immers in heel erg kleine dorpjes terecht waar je anders niet zou stoppen. Jonge kinderen beginnen vaak te wenen bij de aanblik van een blanke, wat dan weer op de lachspieren van de ouderen werkt.
Een iets minder mooie ontmoeting doet zich voor met een immigratie officier. Ik had me eerder aan een vinger gesneden en maakte dit hem duidelijk vooraleer een hand te geven. Mijn opzet was duidelijk om hem te beschermen. Hij moet alle reizigers controleren, dus wat voorzichtigheid om geen ebola of andere ziekte op te lopen zou normaal zijn. Hij begint me echter meteen uit te maken voor racist en wilt niet luisteren naar mijn goede intenties. Hij vat het op als: "sorry neger, ik heb me gesneden aan m'n hand en wil geen ebola of aids van je oplopen." Terwijl ik gewoon vriendelijk wou zijn en mijn respect aan hem wou betuigen door hem te beschermen en door niet onverschillig te zijn. Trouwens, waarom zou ik naar Afrika komen als ik een racist zou zijn? Erg onprofessioneel klinkt het "fuck you, fuck you". Dit moet ik niet pikken denk ik en ik probeer weg te fietsen. Hij trekt de fiets echter terug en probeert in mijn paspoort een fout te zoeken om me op iets vast te kunnen pinnen. De dommerik kijkt naar het visum voor Burkina Faso. Ongeloofelijk. Met het snelverspreidende ebola zou het ook je eigen keuze moeten zijn wie je al dan niet een hand geeft. De posters die we zien bij de grensovergangen om ebola te voorkomen, zijn zo onduidelijk dat noch Gary noch ik eraan uit kunnen. En met alle respect, maar als wij dat al niet kunnen, dan zal de modale immigratie beambte dat zeker niet kunnen.
Dalasi's (munteenheid Gambia) wisselen blijkt niet evident. Precies hetzelfde gebeurde met de Mauritaanse Ougiya. Geen enkele Senegalees wil een vreemde munt uit een naburig land wisselen. Een gat in de markt?
De gedegradeerde weg richting Tambacounda is zo goed als verlaten en we rijden goed door. Het wordt duidelijk dat de conditie goed zit. We rijden afwisselend aan 30 km/h tot net voor Tambacounda. De chef du village blijkt wederom gastvrij en als ik door de buien heen een potje probeer te koken, komen alle vrouwen aandachtig meekijken. Ze koken steeds op kool of hout. Gas is duur. Gewoon een benzinebrander aansteken zou voor hen al een hele luxe zijn.
Bij de laatste oversteek van de Gambia rivier doet er zich opnieuw een absurd tafereel voor. De nieuwe brug blijkt verboden voor fietsers, maar daar hadden we geen flauw benul van aangezien er geen bord stond. Twee gewapende soldaten versperren ons de weg en willen met ons een voorbeeld stellen. We moeten de brug terug over, die we eigenlijk niet mogen nemen, om dan de oude brug over te steken. Ongeloofleijk, maar deze keer gewoon lachwekkend.
In Tamba zoeken we een auberge op waar we de volgende etappe plannen. Gary stuurt een pakket van 6.8 kilo naar huis. Dat wordt knallen!!!
Fotoalbum:
Op z'n Afrikaans. Daar maakten we stilaan kennis mee. Gary had Gambia speciaal aangedaan om het project Jole Rider te bezoeken. Zij verzamelen in het Verenigd Koninkrijk tweedehands fietsen die dan hier worden uitgedeeld in scholen. De man die het project hier leidt, nam ons echter mee naar een natuurreservaat waarna we geen tijd meer hadden om de werkplaats te bezoeken waar de fietsen onderhouden worden. Het lijkt een banaal voorbeeld, maar dit gebrek aan planning en inzicht is een vaste waarde hier. Als je iets gedaan wilt krijgen of iets wilt bezoeken, neem je beter het voortouw.
De werkplaats zelf was echter indrukwekkend. Overduidelijk dat het de beste werkplaats was in gans Gambia. Voor de reizigers: laat die kettingzweep, kettingpons, hollowtech 2 en ander braquet gereedschap maar thuis.
We begonnen echt van Gambia te houden. Erg groen, prachtige en gastvrije mensen, perfecte weg, voldoende winkels en amper verkeer. Zeker na de hoofdwegen in Senegal is dat laatste een revelatie.
De grote aanwezigheid van projecten viel op. Om de 100m zie je in dorpen een bord van een of ander initiatief. Zelfs de weg is gesponsord door bv. Saudi Arabie. Het houdt eigenlijk geen steek. De president is reeds 20 jaar aan de macht, heeft zich ondertussen in elke vorm van de handel gemanifesteerd en is bijgevolg stinkend rijk. Een president hoort helemaal geen zaken te doen. Hij bezit bv. enorm veel rijstvelden die onder druk zijn afgestaan. Studiebeurzen voor studenten waarvan de vader bv. overleden is, worden plots gestopt, waardoor de studie niet kan afgemaakt worden. Straatarm kan het land niet zijn, maar de overheid lijkt zich niets aan te trekken van de levenssituatie van hun bevolking en laat buitenlandse organisaties alles opknappen.
Saudi heeft in bijna elk dorp meerdere waterpompen geplaatst. Recent hebben de Nederlanders in een groot gebied meerdere kranen geinstaleerd. Alsof landen elkaar bevechten en om ter beste hulp willen aanbieden. Allemaal goed en wel, maar trop is trop, niet?
Het dorpshoofd laat ons kamperen naast het ziekenhuis. Veel buitenlanders zien ze hier blijkbaar niet. Voor de kinderen zijn we een waar spektakel. Verlegen zijn ze echter niet. Kinderen zijn verzot op toubabs en komen uit het niets je hand vast houden om met je mee te wandelen. Bij het straatrestaurantje 'vechten' ze het onder elkaar uit wie me mag vasthouden. 's Nachts komt het met bakken uit de hemel vallen, blijkt het dak te lekken en worden de tenten alsnog nat.
In Soma geraak ik nog in een serieuze discussie verzeild met een winkelier die ervan uitgaat dat wij blanken toch bakken geld hebben. Misschien de discussie niet waard, maar het is een goede training en in Afrika mag je niet met je laten sollen. Er komen vast nog serieuzere situaties aan, dus lijkt het me goed ze nu ook niet te ontlopen.
Na Soma steken we de rivier over richting Farafenni. Er zijn drie boten, maar toch kunnen ze niet verhelpen dat sommige vrachtwagenchauffeurs er twee weken moeten wachten. Ongeloofelijk eigenlijk.
We zetten onze weg met de noordelijke variant langs de rivier verder. Hier nog minder verkeer. Maar even gastvrije mensen. We kunnen in een hut blijven slapen. Het is echter al laat en donker en we krijgen zo niets te zien van het dorpje. Het gevoel van niet het maximale uit de reis/ontmoeting te halen, knaagt zelfs aan de motivatie. Interactie met de plaatselijke bevolking is voor mij de essentie van de reis en als dat wat wegvalt, zie ik het nut niet in van de tocht.
Ik merk dat ik mentaal uitgeput begin te geraken. Mensen komen constant op je af met telkens dezelfde vragen. Vanwaar ben je? Naar waar ga je? Per fiets!? Das niet mogelijk! Je moet wel sterk zijn? Hoeveel kost je fiets? Is hij (Gary) je vader? Hoe heet je? Getrouwd? Wat doe je in Belgie? ... Kinderen komen dolenthousiast af op de toubabs (blanke mannen). Allemaal goed en wel, maar je moet er goed uitgerust voor zijn. We stoppen alvast niet meer spontaan voor de politie-checkpoints. Als ze hun luie reet niet opheffen, rijden we door. Anders verzeil je toch weer in een saai gesprek om hun verveelde dag wat op te smukken.
Een aantal ochtenden vraag ik me af waar ik in godsnaam mee bezig ben. Ik wil gewoon verder slapen, uitrusten. Een nachtje wildkamperen en uitslapen zou me er weer helemaal bovenop helpen.
We bezoeken de Gambiaanse variant van Stonehenge en verblijven bij een familie in Wussa. Van daaruit trekken we de rivier op om nijlpaarden en chimpansees te spotten. De trip kost een fortuin (20 euro elk).
Een stuk van de camera breekt nog onverklaarbaar af. Kan de modus niet meer kiezen. Camera staat nu vast in 'Aperture Priority' ipv in Manueel. Geen ramp, maar niet echt handig. Misschien kan ik het in Bamako of Ouagadougou fiksen.
Via de koloniale stad Georgetown (waar niets van overblijft) bereiken we wederom de zuidelijke weg en na opnieuw een bewolkte dag kamperen we net voor de grens met Senegal. Het regenseizoen heeft ons tot nog toe geen parten gespeeld. Ik vind het zelfs erg aangenaam. Meestal is het bewolkt en telkens als het hard regent, vinden we beschutting. Over de middag halen we vaak de tent uit om ze te drogen.
Water nemen is verder altijd leuk. Je komt immers in heel erg kleine dorpjes terecht waar je anders niet zou stoppen. Jonge kinderen beginnen vaak te wenen bij de aanblik van een blanke, wat dan weer op de lachspieren van de ouderen werkt.
Een iets minder mooie ontmoeting doet zich voor met een immigratie officier. Ik had me eerder aan een vinger gesneden en maakte dit hem duidelijk vooraleer een hand te geven. Mijn opzet was duidelijk om hem te beschermen. Hij moet alle reizigers controleren, dus wat voorzichtigheid om geen ebola of andere ziekte op te lopen zou normaal zijn. Hij begint me echter meteen uit te maken voor racist en wilt niet luisteren naar mijn goede intenties. Hij vat het op als: "sorry neger, ik heb me gesneden aan m'n hand en wil geen ebola of aids van je oplopen." Terwijl ik gewoon vriendelijk wou zijn en mijn respect aan hem wou betuigen door hem te beschermen en door niet onverschillig te zijn. Trouwens, waarom zou ik naar Afrika komen als ik een racist zou zijn? Erg onprofessioneel klinkt het "fuck you, fuck you". Dit moet ik niet pikken denk ik en ik probeer weg te fietsen. Hij trekt de fiets echter terug en probeert in mijn paspoort een fout te zoeken om me op iets vast te kunnen pinnen. De dommerik kijkt naar het visum voor Burkina Faso. Ongeloofelijk. Met het snelverspreidende ebola zou het ook je eigen keuze moeten zijn wie je al dan niet een hand geeft. De posters die we zien bij de grensovergangen om ebola te voorkomen, zijn zo onduidelijk dat noch Gary noch ik eraan uit kunnen. En met alle respect, maar als wij dat al niet kunnen, dan zal de modale immigratie beambte dat zeker niet kunnen.
Dalasi's (munteenheid Gambia) wisselen blijkt niet evident. Precies hetzelfde gebeurde met de Mauritaanse Ougiya. Geen enkele Senegalees wil een vreemde munt uit een naburig land wisselen. Een gat in de markt?
De gedegradeerde weg richting Tambacounda is zo goed als verlaten en we rijden goed door. Het wordt duidelijk dat de conditie goed zit. We rijden afwisselend aan 30 km/h tot net voor Tambacounda. De chef du village blijkt wederom gastvrij en als ik door de buien heen een potje probeer te koken, komen alle vrouwen aandachtig meekijken. Ze koken steeds op kool of hout. Gas is duur. Gewoon een benzinebrander aansteken zou voor hen al een hele luxe zijn.
Bij de laatste oversteek van de Gambia rivier doet er zich opnieuw een absurd tafereel voor. De nieuwe brug blijkt verboden voor fietsers, maar daar hadden we geen flauw benul van aangezien er geen bord stond. Twee gewapende soldaten versperren ons de weg en willen met ons een voorbeeld stellen. We moeten de brug terug over, die we eigenlijk niet mogen nemen, om dan de oude brug over te steken. Ongeloofleijk, maar deze keer gewoon lachwekkend.
In Tamba zoeken we een auberge op waar we de volgende etappe plannen. Gary stuurt een pakket van 6.8 kilo naar huis. Dat wordt knallen!!!
Fotoalbum: