Verslag van Franceville naar Brazzaville
Na drie dagen Franceville verlaat ik de campus, de studenten en m’n basketkameraden. Ik fiets “les hauts plateaux” binnen en het bos maakt plaats voor savanne. De grensregio is surreëel. Geen kat te bespeuren in dit uithoekje van de wereld. Een jaar geleden wist ik zelfs niet waar Gabon en Congo Brazzaville gesitueerd waren, en nu fietste ik door een niemandsland-achtige omgeving.
Het is Kerstmis en als ik het grensdorpje Mbié bereik, roepen de immigratieofficieren, douaniers en dorpshoofd me prompt bij hen om het feest te vervolledigen. Er wordt tot een gat in de nacht gedanst en gedronken. De formaliteiten de volgende dag om het land binnen te komen, verlopen dan ook ontspannen met m’n nieuwgemaakte vrienden.
Er hangt een heerlijke, ontspannen sfeer in alle dorpjes op tweede Kerstdag. Mensen zijn aan het nafeesten en iedereen is in een goede bui. Misschien is de grootste uitdaging tijdens deze reis wel niet om enkel Zuid-Afrika te bereiken, maar om ook nog gelukkig te zijn tijdens de tocht. Je levert dergelijke zware inspanning elke dag en kent bijna geen comfort. Je weet wel dat je een hele mooie reis aan het maken bent, maar om er ook nog echt van te kunnen genieten, zoals ik die dag doe, dat is de kunst. Mensen zijn blij me te zien en geven me een ongelooflijk warm welkom.
Veel toeristen komen hier niet, zoveel is duidelijk. Als ik in het eerste kleine stad wat spullen zoek, geraak ik echt nergens. Iedereen moet en zal mij eerst vanalles gevraagd hebben vooraleer ze me verder helpen. Na de heerlijke passage door dorpjes, verandert het gemoed wat. De aanblik van moeders, grootmoeders die soms over een afstand van 10 km 30 kg maniok versjouwen op de rug, maakt me triest. En dat terwijl de jonge, fitte kerels de hele dag niets doen of met hun brommertje van het ene dorpje naar het andere crossen. Daarnaast is er een prachtige visrijke rivier en velden zo ver je kunt kijken, maar toch zit iedereen op z’n lui gat. Buiten de vrouwen natuurlijk. De echte helden van Afrika!
De priester in Okoyo, een eerste kleine stadje, verkoopt ook sim-kaarten en ik kan er gelijk overnachten. Hij heeft Rwanda ontvlucht, te voet Zaïre doorkruist om in Congo in een burgeroorlog terecht te komen. Trots toont hij me de kerk dat hij beetje per beetje opgebouwd heeft.
Al peinzend over oplossingen en alle mogelijkheden dat er hier zijn, gaan de km’s snel voorbij. Daarnaast is er bij ons zoveel geldverkwisting en zoveel mensen die misschien wel iets willen doen, maar denken dat ze toch geen verschil kunnen maken.
Alle dorpjes dat ik passeer tonen dus geen enkele activiteit. Ik word eigenlijk echt triest bij het aanzien van zoveel potentieel en zo weinig activiteit. Als ik dan ook in een klein dorpje een man passeer die met lianen kleine stoeltjes maakt, ben ik zo verbaasd van iemand te zien die daadwerkelijk iets doet, dat ik halt hou.
Later zie ik dat hij gehandicapt is, wat me alleen nog maar meer respect doet opbrengen voor hem, Mr. Mabé. De stoeltjes dat hij maakt verkoopt hij voor ongeveer 1.5 euro en daar moet hij zijn twee kinderen en vrouw mee onderhouden. Als enige in het dorp heeft hij nog een huisje bedekt met bladeren ipv golfplaten. Met z’n allen slapen ze in één kamertje waar net een bed inpast, de aarde waarmee de muren opgevuld zijn, valt eruit en er zitten gaten in het dak. Genoeg redenen om bij vrienden en familie wat geld in te zamelen om hem een deftig huis te bouwen.
De waterpomp is reeds vijf maanden kapot. Gelukkig hebben de Brazilianen een prachtig waterproject opgezet: in elk dorp in Congo zal een op zonne-energie aangedreven waterpomp geïnstalleerd worden. Niemand heeft echter zelfs nog maar de moeite gedaan om naar de kapotte pomp te kijken, dus zoek ik een moersleutel om een kijkje te nemen. De pomp doet een lange stang, die opgebouwd is uit stukken van telkens 3m, op en neer bewegen. Nu waren die stukken uit elkaar geschroefd. Met veel geluk kan ik ze terug in elkaar schroeven. Als we het geheel omhoog trekken, begint het hevig te trillen. Water!!! Ongeloofelijk gevoel. Maar toch geloof ik nog niet dat de pomp daadwerkelijk hersteld is. Een kerel blijft en blijft pompen en plots komt er een mooie stroom uit! Iedereen is extatisch en roept het hele dorp bijeen. Ik hoop ooit het filmpje te kunnen tonen. Met alle kinderen van het dorp banen we ons al dansend een weg richting dorpshoofd. Zonder twijfel de beste ervaring van de reis.
Er volgt een erg zure start. Als ik in het dichtstbijzijnde stadje, Boundji, nagels e.d. inkoop om met de werken te kunnen beginnen, wordt ik door de politie gevraagd me te registeren. Nog maar eens worden mijn gegevens op een blaadje geschreven, waar later waarschijnlijk toch niets mee gedaan wordt. Deze keer is het anders. Ik moet betalen, 7.5 euro. Bij het aanhoren van dergelijke poging tot diefstal, spring ik recht en vraag ik m’n paspoort terug. Daardoor escaleert het echter een beetje. De agent komt me bedreigen, maakt zich klaar om me te arresteren, want als ik niet betaal, smijt hij me in het cachot. Verbaasd door dergelijke agressief gedrag, vraag ik hen te kalmeren en betaal ik. Blijkt het driemaal te betalen te zijn. Aan de immigratie, politie en gendarmerie. Het is net voor Nieuwjaar en ze zoeken waarschijnlijk wat drinkgeld. Wist ik toen wat ik nu weet, was ik gewoon kalm gebleven, had ik gevraagd de commissaris te spreken en had ik m’n geld gehouden. Als ik gewoon met de fiets gepasseerd was, was er waarschijnlijk ook niets gebeurd, maar omdat ik zei dat ik een project wou doen, dachten ze dat ik veel geld had, en wilden ze iets meepikken. Later ga ik naar het commissariaat waar ik de situatie aan de kapitein uitleg. Hij verdedigt zijn collega’s, maar buiten, onder ons, vertelt hij me dat hij ze zal heropvoeden. Heb ik natuurlijk niets aan. Misschien kan de Belgische ambassade een krachtiger signaal uitsturen.
Het drukt de motivatie om lang in de regio te blijven en ’s avonds vraag ik me af waar ik in godsnaam mee begonnen ben. De volgende dag zit het gemoed terug goed en kunnen de werken beginnen. Ik wordt echter meteen herinnerd aan het feit dat de modale Congolees liever lui dan moe is en een groot gebrek aan initiatief kent. Na in Gabon het restaurantje gebouwd te hebben, weet ik prima hoe te beginnen, maar ik wordt constant teruggefloten. Erg vervelend. “Attend d’abord, ça c’est aprés.” Demain, demain, demain,… Het zal altijd morgen gebeuren, maar het gebeurd nooit. Ik begin er dan maar gewoon aan, en uiteindelijk volgen ze wel. Het zou wel een week duren vooraleer ik het vertrouwen kreeg dat ik ook daadwerkelijk iets kon. Ik werd er bekend als ‘le bosseur’, die nooit moe wordt. Ja, het contrast met een bende luiaards die de hele dag onder een boom blijven zitten en commentaar geven, was groot. En daar kan ik nu eens echt niet tegen! Mensen die met veel te grote woorden praten, en in praktijk niets doen. Ik blijf er allemaal kalm bij. Ondertussen heb ik na zeven maanden in Afrika ook wel de gewoonte dat mensen me bekijken. En het is nu eenmaal hoe het hier is. Wie ben ik om hun manier van doen te ontkrachten? Gelukkig stelt Mr. Mabé me niet teleur en samen vormen we een goed team. Daarnaast vervolledigt een schrijnwerken ons en de werken schieten nu goed op. Na vier dagen staat de ‘ruwbouw’ er en we maken ons klaar om het nieuwe jaar al feestend in te zetten. Hier wordt trouwens de eerste januari gevierd. Het feest blijft drie dagen duren. Elk excuus is natuurlijk goed om niet te werken en zich lazarus te drinken. De derde dag wordt nog een groot feest als een lokale miljardair een koe, 20 bakken bier en 800l petroleum schenkt. Ik wordt aan hem voorgesteld wat me meteen de kans geeft om hem mijn idee om een bakkerij te beginnen in het dorp. “Si tu veux créer une activité dans le village, je suis avec toi.”
Mabé heeft immers een huis om af te werken, maar geen enkele activiteit om zijn leven voorgoed te verbeteren. Aangezien er geen bakkerij in de omgeving is en ze er niets anders dan maniok eten, lijkt een bakkerij een schot in de roos.
De volgende dag zoek ik met een kostenraming de geldschieter op en hij belooft me de bakkerij te financieren.
Met de ervaring van het bouwen van het huis, zetten Mabé en ik de bakkerij zelf. Daarnaast is het vervoer van planken ed niet eenvoudig, maar m’n fiets stelt me niet teleur! 6m lange hardhouten planken, latten, waterbidons,… vormen allemaal geen probleem.
Ik verblijf er uiteindelijk meer dan twee weken. Het leven daar is uiteraard heel erg eenvoudig. De pot schaft 2 à 3-maal per dag maniok met maniokbladeren als saus en ’s avonds gaan we ons telkens wassen in de rivier.
Het visum laat me niet toe er oneindig lang te blijven en aangezien er een aantal bakkers in de omgeving wonen van wie Mabé het beroep kan leren, heb ik er vertrouwen in dat hij in de komende maand met de bakkerij kan beginnen.
Congo is totaal anders dan Gabon. Hier hebben savanne en vlakten de bovenhand en het is dan ook op het randje van het saaie. De 550 km naar Brazzaville worden dan ook in vier dagen gedaan. Ik verblijf wederom bij dorpshoofden, maar dat verloopt niet altijd van een leien dakje.
Zo komt de politie plots opdagen als ik reeds geïnstalleerd ben in een dorpje voorbij Olombo. De president zou daar de volgende dag toekomen en de sous-prefet heeft bevolen dat ze me moeten meenemen naar het commissariaat. Er wordt directe taal gesproken en ze maken me duidelijk dat ik geen keuze heb. Er komen nog twee mannen toe van de immigratie en ze beginnen met de politie te discussiëren. Hun chefs zeggen allebei iets anders en het wordt een machtsstrijd. Ze staan oog in oog en het komt net niet tot een gevecht. Bende prutsers, hoe onprofessioneel. De politieagenten zijn in de meerderheid en ik volg dan maar gedwee hun bevelen. De toon verandert en ik moet nu snelsnel mijn boeltje bijeen rapen. Ik voel me behandeld als een terrorist die zeker en vast een aanslag op de president zou plegen. Ze konden nu toch ook gewoon mijn bagage controleren, zien dat ik geen enkele bedreiging vorm en me gerust laten? Dommeriken. Ze gaven me geen enkele kans om hun bevel in vraag te stellen. Ze keren terug als overwinnaars en vertellen trots hoe ze die van immigratie te sterk afwaren. Ze betalen me een kamer in een auberge, maar ze moeten niet denken dat ze me gastvrijheid aangeboden hebben! Ondanks de 140 km in de benen kunnen ze het niet laten me tot 22u lastig te vallen met vragen en om elke pagina van het paspoort te kopiëren. Het bewijst aan de andere kant ook wel dat toerisme hier onbestaande is en dat ze niet weten hoe ermee om te gaan. Toen ik het land binnenkwam vertelden ze me dat toeristen hier een open weg hebben, maar het werd nu wel duidelijk dat dat niet klopt.
Tijdens de tocht passeer ik echter nog één andere reiziger, dat was weer even geleden! Hans, een Oostenrijker, plant in een 8-tal weken van Namibië naar huis te rijden. Hij geeft me de kaart van Angola, wat een prachtig geschenk!
Met een laatste lange dag kom ik in de hoofdstad aan. Ik heb er een contact, maar die valt niet te bereiken. Ik zoek dan maar een auberge op. Gelukkig maak ik er snel nieuwe vrienden en we kijken samen de eerste match van de Afrika cup: Guinee equatoriaal tegen Congo. Na het gelijkspel komt iedereen op straat en komt het verkeer nog meer vast te zitten dan anders.
Hier moet ik enkel het Congolees visum verlengen om dan de weg richting Pointe Noire verder te zetten. Daar kan ik hopelijk het visum voor Angola bemachtigen!
Fotoalbum:
Na drie dagen Franceville verlaat ik de campus, de studenten en m’n basketkameraden. Ik fiets “les hauts plateaux” binnen en het bos maakt plaats voor savanne. De grensregio is surreëel. Geen kat te bespeuren in dit uithoekje van de wereld. Een jaar geleden wist ik zelfs niet waar Gabon en Congo Brazzaville gesitueerd waren, en nu fietste ik door een niemandsland-achtige omgeving.
Het is Kerstmis en als ik het grensdorpje Mbié bereik, roepen de immigratieofficieren, douaniers en dorpshoofd me prompt bij hen om het feest te vervolledigen. Er wordt tot een gat in de nacht gedanst en gedronken. De formaliteiten de volgende dag om het land binnen te komen, verlopen dan ook ontspannen met m’n nieuwgemaakte vrienden.
Er hangt een heerlijke, ontspannen sfeer in alle dorpjes op tweede Kerstdag. Mensen zijn aan het nafeesten en iedereen is in een goede bui. Misschien is de grootste uitdaging tijdens deze reis wel niet om enkel Zuid-Afrika te bereiken, maar om ook nog gelukkig te zijn tijdens de tocht. Je levert dergelijke zware inspanning elke dag en kent bijna geen comfort. Je weet wel dat je een hele mooie reis aan het maken bent, maar om er ook nog echt van te kunnen genieten, zoals ik die dag doe, dat is de kunst. Mensen zijn blij me te zien en geven me een ongelooflijk warm welkom.
Veel toeristen komen hier niet, zoveel is duidelijk. Als ik in het eerste kleine stad wat spullen zoek, geraak ik echt nergens. Iedereen moet en zal mij eerst vanalles gevraagd hebben vooraleer ze me verder helpen. Na de heerlijke passage door dorpjes, verandert het gemoed wat. De aanblik van moeders, grootmoeders die soms over een afstand van 10 km 30 kg maniok versjouwen op de rug, maakt me triest. En dat terwijl de jonge, fitte kerels de hele dag niets doen of met hun brommertje van het ene dorpje naar het andere crossen. Daarnaast is er een prachtige visrijke rivier en velden zo ver je kunt kijken, maar toch zit iedereen op z’n lui gat. Buiten de vrouwen natuurlijk. De echte helden van Afrika!
De priester in Okoyo, een eerste kleine stadje, verkoopt ook sim-kaarten en ik kan er gelijk overnachten. Hij heeft Rwanda ontvlucht, te voet Zaïre doorkruist om in Congo in een burgeroorlog terecht te komen. Trots toont hij me de kerk dat hij beetje per beetje opgebouwd heeft.
Al peinzend over oplossingen en alle mogelijkheden dat er hier zijn, gaan de km’s snel voorbij. Daarnaast is er bij ons zoveel geldverkwisting en zoveel mensen die misschien wel iets willen doen, maar denken dat ze toch geen verschil kunnen maken.
Alle dorpjes dat ik passeer tonen dus geen enkele activiteit. Ik word eigenlijk echt triest bij het aanzien van zoveel potentieel en zo weinig activiteit. Als ik dan ook in een klein dorpje een man passeer die met lianen kleine stoeltjes maakt, ben ik zo verbaasd van iemand te zien die daadwerkelijk iets doet, dat ik halt hou.
Later zie ik dat hij gehandicapt is, wat me alleen nog maar meer respect doet opbrengen voor hem, Mr. Mabé. De stoeltjes dat hij maakt verkoopt hij voor ongeveer 1.5 euro en daar moet hij zijn twee kinderen en vrouw mee onderhouden. Als enige in het dorp heeft hij nog een huisje bedekt met bladeren ipv golfplaten. Met z’n allen slapen ze in één kamertje waar net een bed inpast, de aarde waarmee de muren opgevuld zijn, valt eruit en er zitten gaten in het dak. Genoeg redenen om bij vrienden en familie wat geld in te zamelen om hem een deftig huis te bouwen.
De waterpomp is reeds vijf maanden kapot. Gelukkig hebben de Brazilianen een prachtig waterproject opgezet: in elk dorp in Congo zal een op zonne-energie aangedreven waterpomp geïnstalleerd worden. Niemand heeft echter zelfs nog maar de moeite gedaan om naar de kapotte pomp te kijken, dus zoek ik een moersleutel om een kijkje te nemen. De pomp doet een lange stang, die opgebouwd is uit stukken van telkens 3m, op en neer bewegen. Nu waren die stukken uit elkaar geschroefd. Met veel geluk kan ik ze terug in elkaar schroeven. Als we het geheel omhoog trekken, begint het hevig te trillen. Water!!! Ongeloofelijk gevoel. Maar toch geloof ik nog niet dat de pomp daadwerkelijk hersteld is. Een kerel blijft en blijft pompen en plots komt er een mooie stroom uit! Iedereen is extatisch en roept het hele dorp bijeen. Ik hoop ooit het filmpje te kunnen tonen. Met alle kinderen van het dorp banen we ons al dansend een weg richting dorpshoofd. Zonder twijfel de beste ervaring van de reis.
Er volgt een erg zure start. Als ik in het dichtstbijzijnde stadje, Boundji, nagels e.d. inkoop om met de werken te kunnen beginnen, wordt ik door de politie gevraagd me te registeren. Nog maar eens worden mijn gegevens op een blaadje geschreven, waar later waarschijnlijk toch niets mee gedaan wordt. Deze keer is het anders. Ik moet betalen, 7.5 euro. Bij het aanhoren van dergelijke poging tot diefstal, spring ik recht en vraag ik m’n paspoort terug. Daardoor escaleert het echter een beetje. De agent komt me bedreigen, maakt zich klaar om me te arresteren, want als ik niet betaal, smijt hij me in het cachot. Verbaasd door dergelijke agressief gedrag, vraag ik hen te kalmeren en betaal ik. Blijkt het driemaal te betalen te zijn. Aan de immigratie, politie en gendarmerie. Het is net voor Nieuwjaar en ze zoeken waarschijnlijk wat drinkgeld. Wist ik toen wat ik nu weet, was ik gewoon kalm gebleven, had ik gevraagd de commissaris te spreken en had ik m’n geld gehouden. Als ik gewoon met de fiets gepasseerd was, was er waarschijnlijk ook niets gebeurd, maar omdat ik zei dat ik een project wou doen, dachten ze dat ik veel geld had, en wilden ze iets meepikken. Later ga ik naar het commissariaat waar ik de situatie aan de kapitein uitleg. Hij verdedigt zijn collega’s, maar buiten, onder ons, vertelt hij me dat hij ze zal heropvoeden. Heb ik natuurlijk niets aan. Misschien kan de Belgische ambassade een krachtiger signaal uitsturen.
Het drukt de motivatie om lang in de regio te blijven en ’s avonds vraag ik me af waar ik in godsnaam mee begonnen ben. De volgende dag zit het gemoed terug goed en kunnen de werken beginnen. Ik wordt echter meteen herinnerd aan het feit dat de modale Congolees liever lui dan moe is en een groot gebrek aan initiatief kent. Na in Gabon het restaurantje gebouwd te hebben, weet ik prima hoe te beginnen, maar ik wordt constant teruggefloten. Erg vervelend. “Attend d’abord, ça c’est aprés.” Demain, demain, demain,… Het zal altijd morgen gebeuren, maar het gebeurd nooit. Ik begin er dan maar gewoon aan, en uiteindelijk volgen ze wel. Het zou wel een week duren vooraleer ik het vertrouwen kreeg dat ik ook daadwerkelijk iets kon. Ik werd er bekend als ‘le bosseur’, die nooit moe wordt. Ja, het contrast met een bende luiaards die de hele dag onder een boom blijven zitten en commentaar geven, was groot. En daar kan ik nu eens echt niet tegen! Mensen die met veel te grote woorden praten, en in praktijk niets doen. Ik blijf er allemaal kalm bij. Ondertussen heb ik na zeven maanden in Afrika ook wel de gewoonte dat mensen me bekijken. En het is nu eenmaal hoe het hier is. Wie ben ik om hun manier van doen te ontkrachten? Gelukkig stelt Mr. Mabé me niet teleur en samen vormen we een goed team. Daarnaast vervolledigt een schrijnwerken ons en de werken schieten nu goed op. Na vier dagen staat de ‘ruwbouw’ er en we maken ons klaar om het nieuwe jaar al feestend in te zetten. Hier wordt trouwens de eerste januari gevierd. Het feest blijft drie dagen duren. Elk excuus is natuurlijk goed om niet te werken en zich lazarus te drinken. De derde dag wordt nog een groot feest als een lokale miljardair een koe, 20 bakken bier en 800l petroleum schenkt. Ik wordt aan hem voorgesteld wat me meteen de kans geeft om hem mijn idee om een bakkerij te beginnen in het dorp. “Si tu veux créer une activité dans le village, je suis avec toi.”
Mabé heeft immers een huis om af te werken, maar geen enkele activiteit om zijn leven voorgoed te verbeteren. Aangezien er geen bakkerij in de omgeving is en ze er niets anders dan maniok eten, lijkt een bakkerij een schot in de roos.
De volgende dag zoek ik met een kostenraming de geldschieter op en hij belooft me de bakkerij te financieren.
Met de ervaring van het bouwen van het huis, zetten Mabé en ik de bakkerij zelf. Daarnaast is het vervoer van planken ed niet eenvoudig, maar m’n fiets stelt me niet teleur! 6m lange hardhouten planken, latten, waterbidons,… vormen allemaal geen probleem.
Ik verblijf er uiteindelijk meer dan twee weken. Het leven daar is uiteraard heel erg eenvoudig. De pot schaft 2 à 3-maal per dag maniok met maniokbladeren als saus en ’s avonds gaan we ons telkens wassen in de rivier.
Het visum laat me niet toe er oneindig lang te blijven en aangezien er een aantal bakkers in de omgeving wonen van wie Mabé het beroep kan leren, heb ik er vertrouwen in dat hij in de komende maand met de bakkerij kan beginnen.
Congo is totaal anders dan Gabon. Hier hebben savanne en vlakten de bovenhand en het is dan ook op het randje van het saaie. De 550 km naar Brazzaville worden dan ook in vier dagen gedaan. Ik verblijf wederom bij dorpshoofden, maar dat verloopt niet altijd van een leien dakje.
Zo komt de politie plots opdagen als ik reeds geïnstalleerd ben in een dorpje voorbij Olombo. De president zou daar de volgende dag toekomen en de sous-prefet heeft bevolen dat ze me moeten meenemen naar het commissariaat. Er wordt directe taal gesproken en ze maken me duidelijk dat ik geen keuze heb. Er komen nog twee mannen toe van de immigratie en ze beginnen met de politie te discussiëren. Hun chefs zeggen allebei iets anders en het wordt een machtsstrijd. Ze staan oog in oog en het komt net niet tot een gevecht. Bende prutsers, hoe onprofessioneel. De politieagenten zijn in de meerderheid en ik volg dan maar gedwee hun bevelen. De toon verandert en ik moet nu snelsnel mijn boeltje bijeen rapen. Ik voel me behandeld als een terrorist die zeker en vast een aanslag op de president zou plegen. Ze konden nu toch ook gewoon mijn bagage controleren, zien dat ik geen enkele bedreiging vorm en me gerust laten? Dommeriken. Ze gaven me geen enkele kans om hun bevel in vraag te stellen. Ze keren terug als overwinnaars en vertellen trots hoe ze die van immigratie te sterk afwaren. Ze betalen me een kamer in een auberge, maar ze moeten niet denken dat ze me gastvrijheid aangeboden hebben! Ondanks de 140 km in de benen kunnen ze het niet laten me tot 22u lastig te vallen met vragen en om elke pagina van het paspoort te kopiëren. Het bewijst aan de andere kant ook wel dat toerisme hier onbestaande is en dat ze niet weten hoe ermee om te gaan. Toen ik het land binnenkwam vertelden ze me dat toeristen hier een open weg hebben, maar het werd nu wel duidelijk dat dat niet klopt.
Tijdens de tocht passeer ik echter nog één andere reiziger, dat was weer even geleden! Hans, een Oostenrijker, plant in een 8-tal weken van Namibië naar huis te rijden. Hij geeft me de kaart van Angola, wat een prachtig geschenk!
Met een laatste lange dag kom ik in de hoofdstad aan. Ik heb er een contact, maar die valt niet te bereiken. Ik zoek dan maar een auberge op. Gelukkig maak ik er snel nieuwe vrienden en we kijken samen de eerste match van de Afrika cup: Guinee equatoriaal tegen Congo. Na het gelijkspel komt iedereen op straat en komt het verkeer nog meer vast te zitten dan anders.
Hier moet ik enkel het Congolees visum verlengen om dan de weg richting Pointe Noire verder te zetten. Daar kan ik hopelijk het visum voor Angola bemachtigen!
Fotoalbum: